De eerste etappe van mijn 100 km hardlopen op het Krijtlandpad. Betekent een harde val in Eijsden het einde van de trip?
Met moeite doe ik mijn ogen om 6 uur ‘s ochtends open. Het weerbericht had een warme dag voorspeld, minstens 30 °C. En zoals jullie misschien wel weten, is Zuid-Limburg vrijwel het enige stukje Nederland met een landklimaat. Oftewel het wordt er zomers warmer dan in de rest van Nederland en vroeg vertrekken is aanbevolen. Niet alleen vanwege het weer overigens, ook de spits wilde ik vermijden en ik moest wel eerst een stukje met de trein naar Maastricht voor het beginpunt.
Een beetje slaapdronken, maar moe was ik tien minuten later echt niet meer. De weken vooraf maakte ik me al wat zorgen over de temperatuur en over het drie achtereenvolgende dagen lopen van lange afstanden. Maar vandaag voelde ik me rustig en klaar voor de uitdaging. Ik had niks te verliezen, geen snelheidsrecords te breken. En mocht het toch misgaan: ik kwam door veel plaatsjes met goede verbinding qua openbaar vervoer. Het verplichte mondkapje ging sowieso al mee in verband met het reizen tussen Valkenburg, start en finish.
Dat eerste uurtje opstaan benutte ik overigens vrij volledig. Eerst een kopje koffie zetten om de darmen te helpen legen. Vervolgens ontbijt met een paar eenheden insuline minder en de drinkoplossingen voor de dag aanmaken: voor onderwerg 2 Ucan oplossingen in een softflask en 2 snelle sportdranken (Isostar en Hammer Heed) en vlak voor vertrek nog 1 Ucan als bodem. In totaal had ik maar liefst 4 l drinken bij me onderweg, terwijl er al een halve liter Ucan, koffie en cornflakes in de tank zat.
Cement
De route begint op het station van Maastricht. Even overweeg ik nog een selfie te maken met de stationsklok, zoals bij de NS-MST-routes, maar ik besef me dat dat vrij nutteloos is: aan het einde van de route is geen station voor de tweede klokfoto. Dus maar direct door naar de Maas, de rivier die me de eerste kilometers van de tocht vergezeld.
Het boekje van het Krijtlandpad had ik al gekocht, maar nog niet echt, ehm gelezen. Ergens had ik dus de stille hoop door de voormalige groeve van de ENCI te kunnen lopen, wat nu een erg mooi natuurgebied is. Na een paar kilometer passeerde ik het gebouw echter van grote afstand en dat vond ik erg jammer.
In 2006 was ik nog bij een rondleiding in de destijds in bedrijf zijnde groeve met zijn grote kilnoven voor het cement. Voorafgaand was er een surreële vergadering van het tijdschrift voor betonconstructies (Cement) waar ik toentertijd eindredacteur voor was. De activiteit in Maastricht was al dermate uitgekleed, dat we voor de vergadering geen zaal hoefden te reserveren. ‘Kies maar een verdieping’, was het simpele antwoord. En uiteraard hoorde bij de vergadering de traditionele Limburgse vlaai. Kersen als ik het me goed herinner.
De sfeer bij ENCI, in het hoofdgebouw in Den Bosch waar ik twee dagen in de week werkte, en in Maastricht was eigenlijk altijd wel goed. Daar moest ik dan ook aan terugdenken. Meer nog dan aan de eigenlijke baas, het kleine uitgeverijtje Aeneas in Boxtel, waar in de 9 maanden dat ik er werkte driekwart van het personeel vertrok. Zelf hield ik het vanwege die onrust en betere kansen in mijn grote liefde, de chemie, er ook snel voor gezien. Deze noorderling heeft zodoende het carnaval in Den Bosch nooit bijgewoond. Hoe de naam op een gevel je toch in een nostalgische bui kan brengen.
Op een kluitje
Mijn tocht langs de rivier ging erg langzaam. Het was nog redelijk goed te doen qua temperatuur (ik startte bij 24 °C), maar de bloedsuiker zakte na een paar km volledig weg. Ondanks de halve liter Ucan, die normaal voor stabiliteit zorgt. Ondanks de lange tijd – drie kwartier – sinds het ontbijt waardoor ik meestal hoog start, wat ook niet fijn is. Elke paar kilometer was er extra voeding nodig. Totaal onverwacht voor mij. En ook erg vermoeiend.
Ondertussen werd het steeds warmer (33 °C aan stop tour) en liep ik nog vol in de zon naast de rivier. Warmte heeft ook de neiging om de bloedsuikers te ontregelen. De insuline wordt beter opgenomen en het koelsysteem vreet net als een airconditioning energie. Dit geintje zou wel eens de hele route kunnen gaan duren.
Dat het warm was bleek ook wel in de Eijsder Beemden. Dit gebied zou vol moeten staan met grote runderen en Konikspaarden. Normaalgesproken zijn deze erg fotogeniek. Vandaag bleven ze liever zoveel mogelijk op een kluitje in de schaduw. Ik was intussen blij met mijn cap die schaduw over het gezicht wierp. Hierdoor deed hij het toch een paar graden koeler aanvoelen dan als ik hem afzette.
Di(e)pstraat
Na een kilometer of 12 kwam ik vermoeid door het dorpje Eijsden. Er was werk aan de weg, waardoor mijn route was afgesloten. Balen. Ik checkte mijn horloge en bedacht dat ik er vrij makkelijk omheen zou kunnen navigeren. Probeerde wat te eten. Groette een wegwerker. En begon weer te lopen. Plots voelde ik me door de lucht vliegen en mijn lichaam afweren, alvorens keihard op de gloednieuwe Diepstraat met scherp en oneven plaveisel – ziet er leuk uit, landt klote – te klappen. Blijkbaar had ik een uitstekende slang voor afwatering – de straat was niet af – gemist. Verdwaasd bleef ik even liggen. Mijn horloge lag ruim een meter voor me met maar aan een kant een bandje. Mijn rechterarm deed enorm zeer en bloedde. Mijn linkerschouder bloedde. Mijn linkerbovenbeen en ribbenkast voelden aan alsof ik was geraakt door een vrachtwagen; zelfs ademen ging zwaar.
De zojuist gegroette wegwerker kwam geschrokken naar me toe en vroeg of ik op kon staan. Hij was erg behulpzaam. Ik nam de tijd om even te voelen of alles nog werkte en stond langzaam op. Dat was toch wel ietwat meer bloed dan verwacht, dus ik greep al naar mijn verbandtasje in het racevest (ook niet zonder schrammen). De wegwerker haalde een waterslang om de wonden op mijn arm even schoon te spuiten. Oef, dat prikte. Maar ik moest sterk blijven en niet gaan zitten, wilde ik deze tocht nog voltooien.
De tape om het verband te bevestigen was echter niet te vinden (achteraf onderin het vest gerold). Gelukkig werd de 1,5 m niet sterk gehandhaafd en mocht ik gebruikmaken van de EHBO in de keet. Maar eerst nog verwarring, want waar was nu de andere helft van mijn horlogeband gebleven? Het glas was gelukkig nog heel en de kast had enkel een paar krasjes, dus navigeren zou nog wel gaan als ik het horloge weer vast kon zetten. Was hier ergens misschien een hardloopwinkel in de buurt? Hoe kon ik zo verder? Vasttapen? Drie dagen lang? Niet heel coherente gedachten, maar de val was harder dan het horloge deed vermoeden. Mijn pols vertoonde zelfs duidelijke plekken van waar die kast in het vlees had gesneden.
Hoe we ook keken, geen bandje te zien. Dus maar verbinden in de keet. Ik kreeg zelfs nog het compliment dat ik er als loper profi uitzag. En ze waren volgens mij serieus verbaasd dat ik zo snel weer verder wilde om spierpijn te voorkomen. Dat zou het einde van mijn hele tocht kunnen betekenen. Na even bij te zijn gekomen – en denk ik ook de bloedsuiker weer iets omhoog te hebben gekregen met adrenaline – werd ik weer iets gevatter. Het horlogebandje was niet stukgescheurd of weggerukt, het bleek enkel de quick release te zijn die los was gesprongen. Zeg maar als schietstoel van de Fenix. Simpelweg vastklikken en alles was weer in orde. Mijn kleine tank.
Grappig is ook dat mensen eerder bereid lijken je te helpen als ze de bloedsuikersensor op de arm zien. Dan lijkt het toch iets minder alleen een domme actie. Op station Maastricht hielp de sensor me ook eerder al aan een ruimere plek om insuline te injecteren toen alle wc’s bezet waren.
Witte herder
Bij het lopen was de pijn in mijn linkerbovenbeen vooral ergerlijk. Ik zag dat op de tights ook wat draadjes weggeschaafd waren. Gelukkig was ik altijd al wat exhibitionistisch. En mijn Nutritape was aan die kant volledig verfrommeld. Maar het meest zat ik met een ander dilemma: hoe vertel ik dit aan Franny zonder dat ik niet in mijn eentje verder mag lopen.
Het klinkt misschien stom, maar op een of andere manier vind ik het altijd eng wat anderen er van denken als je met diabetes helemaal zelfvoorzienend grote afstanden loopt.
Natuurlijk red ik me in het dagelijks leven ook zelf. Maar zware inspanning maakt het moeilijker alles onder controle te houden, met alle kans op ongelukken van dien. En dat ik onhandig ben, heb ik afgelopen jaar al een paar keer bewezen. Een harde val in lavasteen op Lanzarote en in het zand tijdens de Airborne Freedom Trail. Toch weet ik zeker dat ik het alleen kan redden. Maar weten of geloven anderen dat ook?
Een kilometer of twee na de val kwam ik een witte herder tegen. Die zijn vrij zeldzaam en daarom moet ik ook direct denken aan Ashanti, de hond van Ramona. Het vrolijkte me weer op. ‘Klep houden en doorlopen.’ Goed advies.
Vakwerk
Dat smaakt naar Mheer. Het zou maar zo de slogan kunnen zijn van dit kleine dorpje. Het heeft een prachtige Mariakapel, een steile helling en vakwerkhuizen. De eerste die ik echt in me opneem in deze streek. Als kind ging ik vaak met mijn ouders op vakantie naar Duitsland, en er was een ding waar mijn vader altijd verzot op was: vakwerkhuizen. Kitscherig, knus en nostalgisch.
Via Mheer en Noorbeek – een plaatsje dat niks is veranderd in de afgelopen eeuwen en dat je niet ‘mag’ overslaan (te laat gelezen) – arriveer ik in Slenaken. Tijd voor bezinning, want Slenaken is eigenlijk het eindpunt van de eerste twee officiële etappes van het Krijtlandpad. In het originele plan zou ik hier doorsteken naar Gulpen dat qua OV beter aansluit op Valkenburg. En het is ook nog eens een route die volgens sommigen het mooiste stuk Krijtlandpad biedt. Maar hoe was het lijf?
Ja, ik was wel moe. Maar ondanks de tegenslag genoot ik eigenlijk volop van het landschap en het lopen zelf. Snel ging het allemaal niet. Maar daar was ook geen noodzaak toe. Op dit tempo zou ik Gulpen tussen de 13 en 14 uur wel bereiken. Niet gek qua lunchtijd. Omdat de hypo’s aanbleven werd het misschien iets meer wandelen en op het gemak zonnebrand bijsmeren. Maar de benen voelden goed en ook de blauwe plekken waren geen beletsel. Na de kerk even bewonderd te hebben (en blijkbaar de vijfde tijd op de etappe KLP Mariadorp-Slenaken neer te hebben gezet) richtte ik me op Gulpen.
Stroompje
Op de kaart van Komoot stond de route van Slenaken naar Gulpen aangegeven als rivierenpad. Ik was zodoende wel een beetje verbaasd dat dit riviertje op sommige stukken nauwelijks een arm breed was. Toch bestond het al in de Romeinse tijd. De naam Gulp komt waarschijnlijk van Gulipa, wat kleine geul of bovenbeek betekent. Ondanks dat het zo’n klein stroompje is, stroomt hij echter wel snel, waardoor er veel watermolens langs de oevers zijn te vinden.
De laatste kilometers was ook de energie uit mijn lijf redelijk weggestroomd. Opnieuw hypo’s. Ik zou al dicht bij Gulpen moeten zijn, maar dat verlaten kasteel had ik nog niet eerder gezien. En dat is wel vreemd voor een kasteel dat in 1288 is gebouwd en op slechts een mijl van het centrum van Gulpen ligt.
Het kasteel heet Neubourg en blijkt in privebezit. Door de bouwhekken lijkt het alsof het al eeuwen leegstaat. Stiekem begon ik al te dromen hoe het eruit zou zien om daar te leven, midden tussen de heuvels en de velden. In 1992 is de laatste bewoner, de gravin Rudolf de Marchant et d’Ansembourg overleden. Sindsdien is door allerlei onenigheden over de restauratie – vrijwel direct begonnen na haar dood – niets meer met het kasteel gebeurd. Ongelofelijk dat daar in 1992 nog een onthaaste gravin woonde, die naar verluid het afbreken van elke tak op het landgoed als het verlies van een dierbare zag. En dat na haar dood alle kostbaarheden, portretten, bibliotheek en zilver naar de vele familieleden en veilinghuizen verdween.
Ook onthaastend, wandelde ik de laatste 1,5 km uit. In Gulpen genoot ik op het terras van zuurvlees met patat. De val deerde me niet meer, morgen was nog ver weg. Leven in het nu.
Afgelegd: afstand 37,9 km, 492 hoogtemeters, tijd 6 uur, 5 minuten en 2 seconden.
2 antwoorden op “Krijtlandpad: Maastricht-Slenaken-Gulpen – eerste etappe”
Reacties zijn gesloten.