Over rood water, middeleeuwse kastelen en betonnen wachthuisjes uitziend op een wandelpad: etappe vijf en zes van het Hertogenpad. Een route van 50 km met helaas net wat te veel asfalt.
Na mijn uitje op de Posbank was het weer tijd om verder te gaan met het Hertogenpad. Maar ik geef eerlijk toe, naarmate de Indian Summer dichterbij komt, lijkt de afstand steeds zwaarder te worden, ondanks dat ik hem eigenlijk makkelijker loop. Klinkt nogal paradoxaal, maar zie het als volgt: het lijf wordt sterker, maar mentaal ben ik een beetje vermoeid.
Ieder jaar zijn september/oktober en februari/maart qua werk hele heftige maanden. Dan begint vaak het informatievaardigheden onderwijs, waar ik veel tijd in moet steken terwijl gelijktijdig de gewone werkzaamheden doorlopen. Dit jaar kost het allemaal nog veel meer tijd. Wie denkt dat online lesgeven gemakkelijker is, moet ik teleurstellen. Om een hoorcollege met werkcollege interessant te houden, moet je het grotendeels herontwerpen. Daarbij rekening houdend met de beperkingen van de lesomgeving. En de stress dat die omgeving niet werkt. Om het geheel nog ietsje spannender te maken kwam ook het besluit dat we in oktober een groot project echt af moesten ronden, waarvoor ik eigenlijk al al mijn tijd nodig had. Zie daar de 10-12 urige werkdag die ik heel september moet zien vol te houden.
Op zo’n moment kun je de afleiding van de lange duurloop goed gebruiken. Maar de mentale moeheid maakt het zwaar om in beweging te blijven en niet te zwichten voor een makkelijk stukje wandelen. De loop in dit blog deed ik iets vroeger in de maand, 12 september, op 23 september deed ik er nog een en die ging nog wat moeilijker (blog volgt later nog).
Etappe vijf en zes
Mijn tocht langs het Hertogenpad kronkelt een beetje vreemd door de blogs heen. Ik begon met etappes een en twee, vervolgens drie en vier, daarna vanwege de seizoenen negen tot en met elf en de Posbank. Nu ben ik dan eindelijk terug bij etappe vijf, die ook wel de kastelenetappe heet te zijn. Dat belooft wat, voor het Hertogenpad was ik van het bestaan van veel Nederlandse kastelen niet op de hoogte. Of beter gezegd: eigenlijk kende ik maar een paar grote publiekstrekkers, waaronder Haarzuilen, en zag ik de meeste Nederlandse kastelen vooral als veredelde boerderijen. Niet dat die niet mooi zijn, ik hou ook echt van de Groningse borgen waarmee ik ben opgegroeid.
Het doel van deze dag was om niet alleen etappe vier, maar ook etappe vijf te lopen. Het grootste probleem aan dit plan was alleen het ov. Odiliapeel, het is een naam die meer thuishoort in gedichten. De lieflijke stee van een schone deerne, midden in de rustieke peel. Die helaas zo rustiek is dat er alleen doordeweeks een bus rijdt. Even op Wikipedia kijkend blijkt Odilia echter helemaal geen schone deerne, maar de beschermheilige van een kerkelijke orde (de Kruisheren), wat het midden in de week maar zondags niet van het ov misschien verklaart. Voordat de orde er een kerk stichten, had het dorp nog de oersaaie naam Terraveen. In dit geval betekende reizen op zaterdag een omweg van een kilometer of 6 naar Volkel, wat de route in totaal ongeveer 50 km maakte.
Poeldonk
Ik start de route weer waar ik hem had achtergelaten in Poeldonk. Zo vlak bij Den Bosch, komen gelukkig nog wel veel bussen langs. Niet in de laatste plaats door een drukke autoweg waar ik een tijdje naast op het fietspad moet lopen. Pas als ik bij de lokale Aa aankom – vrijwel elke beek of stroom heet zo aangezien Aa stromend water betekent – kan ik weer op wat zachtere ondergrond lopen.
Het is nog vroeg in de loop en ik moet duidelijk nog opwarmen. En plassen. Maar dat laatste blijkt lastig, want ik ben blijkbaar per ongeluk in een wandelevenement terechtgekomen. In eerste instantie zag ik alleen een auto met wat spullen staan. Al snel volgden er echter meerdere groepjes van lopers die deels over dezelfde paden liepen als ik alleen in de omgekeerde richting. En soms hadden ze net een ander stukje dat eigenlijk beter was om te lopen: meer onverhard en dichter langs de Aa.
Duiventil
De eerste bezienswaardigheid op mijn route is het landgoed Seldensate. Het ziet eruit als een mooi minikasteeltje, maar eigenlijk is het een poortgebouw met duiventoren. Van het huis zelf zijn enkel nog wat funderingen te zien. En die lijken grappig genoeg dan weer vrij klein. Leuk detail: de laatste jonker woonde niet in het hoofdgebouw, maar in de tuinmanswoning. De kanalisatie van de Aa zorgde vervolgens voor een verder verval en in 1960 is het huis gesloopt.
Na Seldensate vervolg ik mijn weg langs de Aa. Het gaat deels door weilanden en de route is soms slecht te volgen. Misschien deed ik ook wel te veel mijn best om een echt pad te vinden. Eerder op de route had ik namelijk een pad dat niet in de buurt kwam van de gpx. Maar het was echt het enige pad door de weilanden en de Aa is niet van plek veranderd. Kortom: mogelijk zitten er wat kaartfoutjes in dit gebied.
Legodoos
Het was die dag echt bijzonder goed herfstweer en de paden waren goed bevolkt. Zelfs nu er geen zicht meer was op groepen wandelaars. Bij een uitzichttoren kwam ik zelfs het echte Bourgondische leven tegen waar de Brabanders zo prat op gaan: een stel zat uitgebreid te picknicken met een wijntje erbij.
Intussen begon ik al weer een beetje in te zakken qua looptempo. Ik was dan ook blij dat ik even kon afremmen om kasteel Heeswijk te bewonderen. Wow, een kasteel dat precies lijkt op de Middeleeuwse kastelen die ik als kind maakte van Lego. Compleet met kantelen, grote donjon en protserige kleine torentjes. Suikerzoet, wie had gedacht dat we in Nederland ook zulke kastelen hadden.
Waar deze schattige kastelen meestal vrij nieuw zijn, staat in Heeswijk al sinds de elfde eeuw een kasteel. En deze waterburcht is een roemruchte, die zich niet zo maar liet omverlopen door de eerste de beste plunderende veldheer. Het hield stevig stond in oorlogen van de hertog van Brabant tegen Gelre en Vlaanderen. Ook Prins Maurits (17de eeuw), die het wilde veroveren voor de belegering van Den Bosch, slaagde er tot tweemaal toe niet in de burcht te nemen. Zijn broer Frederik Hendrik lukte dat in 1629 wel. Dat Brabants Erfgoed het een ‘bouwhistorisch allegaartje‘ noemt, geeft echter wel aan hoezeer het kasteel is veranderd in de loop van de jaren waardoor het uiteindelijk een romantisch 18de eeuws uiterlijk kreeg.
Beton en asfalt
Na nog even te hebben geposeerd met de andere monsters bij het kasteel, gaat het weer wat opgewekter verder richting etappe zes. Eerst nog een stukje door de Heeswijkse bossen, die inderdaad niet erg spannend zijn, zoals het boekje al meldde.
Je zou het misschien niet direct zeggen, maar het gebied heeft vroeger last gehad van een soort verwoestijnisering. De stuifduinen van de Dintersche heide bedreigden de vruchtbare akkergronden. Om dat tegen te gaan, zijn op diverse plekken houtwallen aangelegd, dijken met eiken en leuke singeltracks eroverheen.
In het natuurgebied Maashorst beogen ze juist het tegenovergestelde. Daar willen ze een mooie heide en mooi natuurlandschap creëren en saaie naaldbossen kappen. Maar eerst is het tijd voor een kersenflap en wat cola op een terrasje bij het bezoekerscentrum.
Breuklijnen
Ik knipperde even met mijn ogen toen ik langs een stroompje liep. Was mijn bloedsuiker uit de pas? Nee, het water was echt rood. Een gevolg van de Peelbreuk, een hier lopende breuklijn in de aardkorst waardoor sterk ijzerhoudend water naar het oppervlak stroomt. En aanmaal boven ‘roest’ dit water. Het speciale water zorgt er eveneens voor dat er bijzondere planten als het moerasviooltje groeien.
Eenmaal voorbij de Maashorst komt de harde weg weer terug rond Uden. Wederom een plek die vooral veel oorlogshistorie heeft. Als een van de weinige Nederlandse plaatsen, zijn hier ook monumenten voor de Eerste Wereldoorlog waaraan Nederland nooit heeft meegedaan. Dat komt omdat in Uden een vluchtoord was ingericht voor ruim 14.000 Belgische vluchtelingen.
Vanuit de velden
Van recenter tijden is de luchtmachtbasis Volkel, die vlakbij Uden ligt. Deze vliegbasis is aangelegd door de Duitsers in 1940 en is nog steeds in gebruik. Op een weg met grove stenen liep ik om de basis heen. Opnieuw vermoeid en enigszins beschaamd om niet af te steken tegen de fitte militairen. De vele betonnen wachthuisjes, waarmee de velden uit de omgeving in de gaten konden worden gehouden, waren gelukkig leeg.
Na de basis – en wederom een lang asfaltpad – kwam ik eindelijk bij mijn eigen routeonderdeel terecht. Voorbij de Odiliapeelse bushalte. En stiekem was mijn eigen – grotendeels onverharde – route eigenlijk veel mooier dan grote stukken van de echte route. Na een vrij onduidelijke wandelroute door een boeren terrein – au bramen – kwam ik bijvoorbeeld bij de zandwinning in Heikant en recreatieplas Hemelrijk. Azuurblauw water en grote kranen. Plus veel onduidelijkheid over of je nu wel of niet hier mocht lopen. Dat maakt het terrein al een stukje spannender en het nodigde opnieuw uit om weer wat te lopen.
Terwijl ik de laatste kilometers richting gele molen – met bushalte – maakte, begon ik me daarom toch iets af te vragen: is het misschien beter de LAW-route voortaan hier en daar te verbeteren? Op veel plekken is onverhard vlakbij de route te vinden. Misschien dat dit op een etappe een paar honderd meter of een kilometer toevoegt, maar voor mij als hardloper maakt dat weinig uit. Het is wel een stuk fijner aan de voeten om onverhard te lopen en de noppen van mijn schoenen slijten dan ook niet zo hard. Op deze route van 50 km was meer dan een derde asfalt en dat percentage kan echt minder.