Krijtlandpad: Slenaken-Vaals-Gulpen – tweede etappe

Een kijkje over de grens op de zwaarste etappe van de route: 40 km en 800 hm. Maar hoe gaat het met meneer Dröge?

< Terug naar de eerste etappe

5.45 uur; de wekker. Helaas was ik al lang wakker. Niet omdat het bed niet goed is, maar die klap op mijn ribbenkast was vooral erg pijnlijk in de nacht. Bij het omdraaien, richt ik altijd eerst mijn torso op en dat geeft nu stekende pijnen. Borstkas vasthouden en met de rechterkant omhoog is de enige oplossing. Lekker geregeld, maar ik ben al lang blij dat ik zonder problemen kan lopen.

Dat ik nog vroeger op moest voor deze langste etappe had vooral met vervoer te maken. Om in Slenaken te starten, waar de eigenlijke etappe 3 van het Krijtlandpad begint, moest ik twee bussen hebben. En om voor de spits uit te gaan, was kwart voor zeven op de halte noodzakelijk. Op dat tijdstip was er maar één andere passagier. Het voelde dan ook een beetje vreemd om zo vroeg uit te stappen in een klein plaatsje met grote kerk, waar behalve toerisme niets te doen is.

Ondanks de vroege start was het deze vrijdag nog een stuk warmer dan op donderdag. Rond half acht was het al 23 °C en de temperatuur liep op tot 36 °C aan het eind van de route. Toch had ik wel een beetje geluk: waar de eerste dag vooral langs de rivier en door open vlaktes liep, was deze etappe vooral in het bos. Geen brandende zon dus. Maar wel een hoop gedoe met zonnebril op, zonnebril af om in het bos en in de velden te kunnen zien.

Superior

Tot nu toe was de route nergens echt technisch uitdagend geweest. Als in moeilijke klimmetjes, afdalingen over grint, stijgen over rotswanden. De wandelroute was waarschijnlijk ook wel zo ingericht dat de wandelaar niet al te veel hoefde omlopen van dorp naar dorp. Maar dat betekende voor mij dat er redelijk wat asfaltkilometers waren en daarnaast leempaden met grote stenen en hier en daar een aarden pad. Het zwaarste dat de route opwierp, waren beekbeddingen die heel oneven zijn, scherp dalen en waar je een beetje kunt wegrollen over grote stenen.

De verschillende ondergronden maken het vaak lastig, er zijn maar weinig schoenen die lekker lopen op alle ondergronden. Voor de King MT 2 was de ondergrond eigenlijk te makkelijk. Voor de Superior was het vele asfalt een probleem, dacht ik vooraf. En voor de Escalante Racer zouden de stenen een slijtageslag voor schoen en voet zijn.

Doorgaans loop ik in mijn Superior 4.0 met de Stoneguard rockplate insert erin. Toen ik daarmee veel kilometers aflegde tijdens de Meijendelloop (zeker 15 van de 25) voelde ik de noppen hard in mijn voetzolen drukken. In mijn nieuwe paar had ik de inserts nog niet geplaatst omdat je ze eerst zelf op maat moet knippen.

Volgens sommige recensenten doen deze rockplate inserts weinig. Maar dat moet ik echt tegenspreken. Met insert is de schoen een stukje stijver, ideaal voor als je veel over stenen loopt. Je voet wringt zich dan niet zo sterk naar de oneven ondergrond en dat voorkomt voetblessures en blaren door het samenballen van de schoen tussen de stenen. Visualiseer maar eens wat er gebeurt als je half op een steen staat en de andere helft van je voet naar 5 cm lagere ondergrond drukt. Je voet krijgt dan een soort komvorm en de drukpunten veranderen. Een rockplate zorgt ervoor dat je een licht buigend plankje van steen naar grond hebt, waardoor deze kom niet vormt. Hoe hoger en scherper het uitsteeksel, hoe meer de rockplate afvangt.

Keerzijde van de inserts is vooral het eerder genoemde stijvere gevoel, waardoor je de noppen gaat voelen (je loopt op een plankje waardoor je meer dezelfde belasting op dezelfde drukpunten hebt). De Superior voelde vanwege het weglaten van de insert dus alsof hij on steroids was. Voor deze loop was dit precies de juiste mix aan stijfheid – iets meer bescherming door de hogere noppen en stevige bouw ten opziche van een wegschoen – en comfort. Alsof het een kind was van de Escalante Racer en de Lone Peak. Ik heb de schoenen uiteindelijk ook alle drie dagen gedragen in plaats van af te wisselen met de King MT.

Hamilton

De temperatuur in het bos was op zich wel aangenaam. Maar het bleef enorm zweetweer. Al na een kilometer was mijn oude Odlo Ceramicool shirt een soort van spons geworden. De lens van de GoPro had er ook erg veel last van: het zweet was er eigenlijk niet meer af te vegen en dat is vrij funest voor GoPro-foto’s. Alsof je David Hamilton hebt meegenomen, die niet doorheeft dat dromerige soft focus foto’s wel bij naakt past, maar niet bij natuur.

Dat ik maar weinig mensen tegenkwam onderweg, was dan ook niet echt verrassend. De prachtige tunnels van oude bomen had ik daardoor helemaal voor mezelf. Dat terwijl het Krijtlandpad doorgaans een vrij drukke route schijnt te zijn. Voor mij werkte het echt rustgevend. Op het gemak de heuvels opklimmen en je niet hoeven te schamen voor een stop of wandeling.

Helaas waren die er namelijk ook deze dag weer volop. Ik had de insuline weliswaar een stuk teruggebracht, maar het enige resultaat was hoog beginnen – niet fijn – en vrijwel direct daarna weer continu rond de 4-5 mmol/l. Tijd voor rigoureuzer oplossingen op de laatste etappe dus. Ik begon onderweg namelijk al uit te rekenen wat al die hypo’s aan sportvoeding kostten. Op dag 1 had ik 3 Ucan gebruikt (3,74 Euro per stuk), 2 sportdrank (1 Euro per stuk ongeveer), 3 nougat (72 cent per stuk), en een stuk of 3 gelletjes (2 euro per stuk) en een half zakje power shots (1,75 Euro). Voor 22,25 euro kan ik wel iets smakelijkers krijgen in Gulpen… En dan hebben we het nog niet gehad over tijdverlies en vermoeidheid veroorzaakt door de lage bloedsuikers.

Saaiste attractie

De wegen in het bos stegen en daalden continu: op naar het hoogste punt van Nederland op de Vaalserberg. Het halfwegpunt was al voorbij. Maar nog geen teken van dit hoogste punt en het ernaast gelegen drielandenpunt. Toegegeven, het aantal campings en daarmee wandelaars nam ook toe, dus ik moest dichterbij komen. Maar een attractie die jaarlijks een miljoen bezoekers trekt, verstop je toch niet zo?

Toch wel: nadat ik een bocht omging, stond ik plots bij een terras. Rechts van me een niet heel erg hoge toren. In de verte een paar grenspalen en wat vlaggen. Maar ik zou er net zo gemakkelijk aan voorbij zijn gelopen. Als er geen labyrint en extra attracties waren geweest, was dit waarschijnlijk de saaiste attractie van zowel Nederland, België als Duitsland. Volledig uitwisselbaar met het middelpunt van Nederland in Lunteren.

Naast mij waren er vooral wat fietsers. En kinderen in de speeltuin. Gelukkig was de horeca open, want met deze hitte, inmiddels boven de 30 °C ging een ijsje er wel in. Ik begon zelfs al te twijfelen of de meegenomen 4 liter vocht voldoende zou zijn vandaag.

Vaals zelf zag er wel mooi en rijk uit. Door de aanwezigheid van zinkaders en een textielindustrie was Vaals een tijdje een echte industriestad, tot het in een uithoek van het koninkrijk terechtkwam na de Belgische afscheiding. Toerisme en buitenhuisjes voor de rijken uit nabijgelegen Maastricht en Aken gaven het gebied een nieuwe dynamiek als gokparadijs sinds de 19de eeuw tot gokken in 1907 werd verboden. Nu is het vooral een forensenstad.

Stegelke

Wat me van het lopen door het Krijtland vooral bij zal blijven, zijn de vele stegelkes, oftewel draaihekjes. Bij ieder smal pad tussen de weilanden door is er haast wel een met het rood-gele plaatje van de route. Vaak zijn de hekjes een beetje functieloos, omdat de afscheiding ernaast ontbreekt, maar soms moet je het loeihete metaal wel echt draaien. Het gaf een landelijk en vertrouwd idee iedere keer als ik er weer een passeerde.

Van verre zag ik de kerk van Vijlen tussen de draaihekjes naderbij komen. Opnieuw een hoogtepunt op de route, want Vijlen is het hoogste dorp van Nederland op 254 m NAP.

Net als elders, heeft ook Vijlen veel kleine stroompjes die het landschap doorkruisen. Ik hoopte eigenlijk ergens een mooie watercrossing te hebben. Ook voor tractors en wegverkeer bestaan deze zogenoemde voorden in de streek. Maar de hitte en het gebrek aan regen verkleinden mijn kansen aanzienlijk. Uiteindelijk kon ik twee natte voeten halen op een ministroompje door de weg. Toegegeven: er was ook een klein overstapje gemaakt, maar de koeling voor de voeten was zeker welkom. Aan het eind van de straat waren de schoenen alweer droog.

Wittem

Langzaamaan komt Gulpen weer naderbij. Intussen herken ik de omgeving al een beetje. Maar eerst gaat het langs Wittem. Dat plaatsje staat bekend als bedevaartsoord; er is een groot klooster van de Redemptoristen gevestigd. De redemptoristen zijn oorspronkelijk ontstaan om te evangeliseren – zielenzorg te verrichten – bij de arme boeren rond Napels die door de rijkere ordes verlaten waren. Katholicisme ademt door het Limburgse landschap met haar vele kapellen, kruisbeelden en kerken. Omdat ik vanwege de coronacrisis toch wel een beetje attracties mijdt, besloot ik echter niet naar het klooster te gaan. Voor mij was de natuur even de zielenzorger.

Bijna bij Gulpen kwam nog een laatste uitdaging: het Gerarduspad dat me in 750 m naar het centrum van Gulpen moest leiden, was onvindbaar. Althans, ik vermoed dat het afgesloten was en er stonden grote machines en een wegafsluiting om aan een stukje weg te werken. Dat was even balen, want ik was wel toe aan het einde met terras en patat. Zo dichtbij en toch onhaalbaar. Maar wat is nu een kilometer omlopen op een afstand als deze? Uiteindelijk moest ik het fietspad naast een drukke weg volgen. Een niet zo spectaculair einde van een prachtige tocht.

Afgelegd: 39,62 km, 806 hm in 6 uur, 44 minuten en 40 seconden.

Door naar de laatste etappe >

nl_NLNederlands